Noorwegen is een fantastische bestemming voor (meerdaagse) trektochten. De vrijheid om vrijwel overal te mogen kamperen, de weidse uitzichten en over het algemeen minder hoogtemeters dan in de Alpen maken het een aantrekkelijke bestemming. Maar niet alleen minder hoogtemeters: ook minder hoogte. De noodzaak om te acclimatiseren is nooit aanwezig en ook prestatieverlies als gevolg van de hoogte is niet aan de orde.
Maar wat het beste seizoen is om te hiken in Noorwegen hangt af van een aantal factoren, die niet overal in het land gelijk zijn: de hoogte (en daarmee samenhangend) sneeuw & ijs. Maar ook muggen & vliegen en de kans op neerslag.
Noorwegen is enorm uitgestrekt en kent verschillende klimaatzones. In deze blogpost gaan we in op de diverse factoren, om uiteindelijk een conclusie te trekken: wat is het beste seizoen om een trektocht te plannen?
Klimaat van Noorwegen
Zoals gezegd is Noorwegen enorm uitgestrekt: hemelsbreed is het meer dan 1700km van noord naar zuid. Dat is dezelfde afstand als van Utrecht naar Cordoba in Zuid-Spanje. De (hemelsbrede) afstand van de zuidkust tot de poolcirkel is iets meer dan 1000km. Deze uitgestrektheid, gecombineerd met de hoogteverschillen, zorgt voor een grote diversiteit op klimatologisch gebied. In het zuiden begint vergletsjering rond de 1000 meter (Folgefonna) tot 1400 meter (Hardangerjokul). In het noorden reiken de gletsjers van de Okstinden tot iets onder de 1000 meter en de gletsjers van de Svartisen op de poolcirkel tot 400 meter.
Hoe ver een gletsjer reikt heeft echter niet alleen te maken met de temperatuur, maar ook de hoeveelheid neerslag en de grootte van de accumulatiezone. Gletsjers in zeer neerslagrijke gebieden hebben een relatief groter volume wat de dalen instroomt in de zgn. ablatiezone en hebben een lagere terminus dan in een droger gebied. Dit zie je ook in Noorwegen duidelijk terug: verder naar het noorden loopt de grens weer terug tot 800 meter. De accumulatiezones zijn hier kleiner en ook valt er minder neerslag.
De zuidkust is relatief mild, vergelijkbaar met koelere Nederlandse zomers. Alle kustgebieden in Noorwegen zijn doorgaans nat: er valt het hele jaar door (maar niet elke dag) neerslag, tot. Het Noorse binnenland is daarentegen een stuk droger: minder dan 700 mm neerslag per jaar in de omgeving van Lillehammer, vergelijkbaar met de Achterhoek. In de regenschaduw van de Svartisen-gletsjer, net boven de poolcirkel, valt slechts 200mm neerslag per jaar. Aan de andere kant van de berg (Glomfjord) valt daarentegen meer dan 2000mm neerslag per jaar.
De neerslaghoeveelheden in de bergen zijn dan ook aanzienlijk, zeker in het westen. De gletsjers van de Folgefonna en Jotunheimen bestaan primair dankzij de grote neerslaghoeveelheden. In het westen van Noorwegen kan tot 5000 mm neerslag per jaar vallen; waarvan wel 3000 kan vallen in de periode oktober-april. In de bergen valt dit als sneeuw, met een equivalent tot wel 30 meter sneeuw per jaar.
Dit staat in schril contrast met de fjorden zélf. Dankzij de invloed van de oceaan en het water vriest het in de fjorden stukken minder vaak en ligt er zelden een langdurig sneeuwdek. Dit heeft gevolgen voor het plannen van een hike: de hoeveelheid sneeuw neemt erg snel toe met de hoogte. De grote fjordengebieden in het zuiden, zoals het Sognefjord, staan bekend om hun fruitbomen en aardbeienvelden.
Ook de karakteristieken van de bergen zijn volstrekt anders. Waar de Alpen bestaan uit hoge pieken en diepe dalen, is dit in het Noorse berglandschap anders. De fjorden snijden diep in het land, en zorgen voor steile wanden. Maar aan de bovenzijde van de wanden ligt in veel gevallen een hoogvlakte: het Noorse berglandschap is oud en getekend door ijstijden. Alleen de hoogste pieken staken uit boven de ijskappen die dit landschap gevormd hebben. Deze vind je wel terug in Jotunheimen en op een select aantal andere plaatsen.

Iets anders wat je wel vindt in de Alpen op frequente basis, maar wat een zeldzaamheid is in Noorwegen: onweer. Ondanks het gebrek aan beschutting op de hoogvlaktes is onweer dan ook geen echte factor om rekening mee te houden. Wind en lage temperaturen, ook in de zomer, echter wel.
Sneeuwdek in Noorwegen
Uiteraard ligt op de gletsjers het hele jaar door sneeuw – en hangt de hoeveelheid sneeuw af van de hoogte. Evenzo is het wegsmelten afhankelijk van de hoogte (door de temperatuur) en lokale omstandigheden. Wat in Noorwegen echter anders is, is de typische noordzijde van gebergtes. In de Alpen is er een groot verschil tussen de noordzijde en de zuidzijde. In de winter krijgt de noordzijde nooit direct zonlicht. Dit is in Noorwegen niet anders dan in de Alpen. Maar ook in de zomer krijgen noordzijdes in de Alpen nauwelijks direct zonlicht. En daar is een groot verschil: in de zomer komt de zon op in het noordoosten. En hoe noordelijker je gaat, des te groter de noordcomponent van zonsopkomst en ondergang. Tot het moment dat de zon niet ondergaat en een volledige cirkel beschrijft.
Hierdoor wordt ook de noordzijde van bergen volledig beschenen door de zon, en is de intensiteit aan de zuidzijde relatief kleiner.
Het grootste sneeuwdek wordt in de Noorse bergen geregistreerd rond maart. Dat wil niet zeggen dat het daar buiten niet kan sneeuwen: ook in juni of september kan er sneeuw vallen op 1500 meter hoogte. Op de hoogste bergen van het land land (Galdhoppigen, Glittertind) kan het ook in juli en augustus sneeuwen.
Doorgaans zijn de fjorden toegankelijk vanaf mei voor wandeltochten (zonder sneeuwschoenen) en de hoogvlaktes vanaf begin juni. Dit blijft het geval totdat er weer sneeuw valt in het najaar. Dan worden de dagen echter ook snel korter. Hou in de bergen en de hoogvlaktes tot ver in de zomer of zelfs het hele jaar rekening met (aanzienlijke) sneeuwvelden en met grote smeltwaterstromen aan het eind van de lente en het begin van de zomer.

Muggen en vliegen in Noorwegen
Ooit, in het jaar 2000 (letterlijk) heb ik een wandeltocht gemaakt aan de westkust (Sognefjord). Daar waren we relatief snel klaar mee: overal (steek)vliegen. Knettergek werden we er van. Vliegen en muggen zijn echter typische (vroege) zomer insecten. Met name vanaf juli tot midden augustus kom je veel muggen tegen. Maar opnieuw is dit afhankelijk van de omgeving en temperatuur. De meeste soorten geven de voorkeur aan bossen en een waterrijke omgeving. Hoger gelegen terrein, vooral met veel wind, is zelden de favoriet van de diverse soorten muggen.

De meeste soorten zijn ook (nog) niet actief bij lage temperaturen. De late lente en het begin van de zomer zijn doorgaans de slechtste tijden. Let op dat dit in het noorden later is dan in het zuiden: in mei zijn typisch nog alle meren bevroren. “Late lente” refereert dan ook eerder aan eind mei. Het zuiden en de berggebieden zijn beter af dan de gebieden met meer stilstaand water in de bossen.
Het kan nuttig zijn om je route zo te plannen dat je er zo min mogelijk last van hebt – inclusief je slaapplaats.

Conclusie: de beste tijd voor een trektocht in Noorwegen is…
September. In september is de sneeuwbedekking het kleinst, en de rivieren ook het kleinst. De daglichtperiode is gunstig, en met wat mazzel zijn de nachten al koud genoeg om een einde te maken aan het gros van de muggen. Ook de muggen die afhankelijk zijn van sneeuw voor hun eitjes of voor overstromingen zijn inmiddels verdwenen.
Tegelijkertijd is dit vóór de grote herstfstormen en ná de “camperinvasie” van midzomernachtzon-jagers. Het is dus rustiger.