Het weer in de bergen kan erg verraderlijk zijn. Omstandigheden veranderen razendsnel: het ene moment lijkt het bloedheet, maar zodra er wolken voor de zon schijnen kan het erg koud zijn. Een en ander hangt af van de hoogte waarop je vertoeft. Ik zal hier in het kort proberen uit te leggen wat de gevaren zijn en hoe je deze kunt herkennen. Er geldt immers: hoe sneller je een gevaar herkent, des te sneller kan je werken aan een oplossing. De grootste gevaren zijn:
– Sneeuwbuien
– Onweer
– Mist of laaghangende bewolking
Eerst volgt er echter een korte inleiding waarom het weer zo snel omslaat. Dit heeft te maken met twee factoren.
Als eerste factor is daar de bedrieglijkheid. Doordat je niet kan zien wat er achter de volgende berg gebeurt, lijkt het erg plotseling te gaan. Opeens komt een onweersbui de achterliggende berg over, die daar echter al uren had kunnen hangen.
Het tweede element heeft te maken met de opbouw van onze atmosfeer. Op een stralende zomerdag lijkt de atmosfeer rustig te zijn: het waait nauwelijks, er is geen wolkje aan de lucht. Wat je echter niet kan zien is hoe de atmosfeer zich gedraagt. Zo kan er ongemerkt een grote hoeveelheid vocht aangevoerd worden, die je niet kan zien. Zodra deze tegen een bergwand opbotst wordt deze lucht echter gedwongen te stijgen. Bij dit stijgen zet de lucht uit en koelt daardoor af. Door het afkoelen condenseert het vocht en ontstaan wolken. Door de grillige vorm van de bergwanden kan dit erg plotseling gaan en zeer heftige buien opleveren. Dit soort thermische buien ontstaat vaak bij warm en rustig weer, waarbij er voldoende vocht aanwezig is en er sprake is van een inversie.
Min of meer hetzelfde geldt voor windvlagen. De wind op grote hoogte is altijd sterker dan aan de grond. Windstoten van 200km/h of meer komen op de hoogste toppen dan ook geregeld voor. Vooral de Mont Blanc, de meest westelijk gelegen en hoogste berg van de Alpen, is hier zeer vatbaar voor.
Bij warm zomerweer (maar soms ook in de winter) kan er een convergentielijn ontstaan. Deze lijn vormt een afscheiding tussen 2 soorten lucht waarop vaak buienlijnen ontstaan. De hoge bergen kunnen in het geval van een convergentielijn een extra trigger vormen, waardoor er zware buien ontstaan die lang kunnen blijven hangen. Het voordeel van een convergentielijn is dat deze vaak goed te zien zijn door de wolkenvorming en vrij aardig in te schatten zijn op voorhand, vaak in tegenstelling tot de thermische buien.

Sneeuwbuien
Wanneer de omstandigheden goed genoeg zijn om buien te laten ontstaan is het nog altijd afwachten wat voor soort bui het zal zijn. Bij zware buien zal de neerslag vaak vallen als dikke regendruppels of als hagel. Hoe zwaarder de bui, des te groter de neerslagintensiteit en de hagelstenen. Hagelstenen kunnen een gevaar vormen, regen is vaak gewoon vervelend. Het wordt pas echt vervelend als je tentje vlak naast een rivier staat…
Wanneer je hoog genoeg zit of de bovenluchten koud genoeg zijn kan de neerslag ook als sneeuw vallen. Dit gebeurt zeer regelmatig in de Alpen, ook in de zomer. Houd rekening met sneeuw boven de 2500 meter hoogte in de zuidelijke Alpen en vanaf 1800 meter in de noordelijke Alpen. Boven de 3700 meter valt vrijwel alle neerslag als sneeuw of hagel, ongeacht of je nou in de noordelijke of zuidelijk Alpen zit.
Een typisch verschil in temperatuur bedraagt 6 graden per kilometer (0.6 per 100 meter), maar kan meer dan 10 graden per kilometer zijn. In de winter (voornamelijk) komt het ook voor dat het boven op de bergen juist warmer is dan in het dal. De koudste plaatsen zijn de hoog gelegen dalen, waar je dus ook de grootste kans loopt om wakker te worden met een pak sneeuw.
Wanneer je vast komt te zitten in een sneeuwbui kun je het beste beschutting zoeken. Wanneer het erg hard sneeuwt en waait, waardoor je niets meer ziet (white-out), blijf dan waar je bent en stel je zo goed mogelijk in op wat komen gaat. Probeer de drang te onderdrukken om toch door te gaan. Er zijn gevallen bekend van mensen die in de mist of sneeuw om het leven zijn gekomen, slechts enkele meters van een hut die ze bescherming had kunnen bieden.
Onweer
Een onweersbui is in het beste geval gewoon vervelend, in het slechtste geval dodelijk. Dit hangt vooral af van je omgeving en je eigen gezonde verstand. Boven op een bergtop staan met onweer is bijvoorbeeld geen goed idee. Probeer bij onweer dekking te zoeken. Als dat niet kan (op een kale berghelling bijvoorbeeld): maak je zo klein mogelijk (op je hurken zitten) en houd zo min mogelijk contact met de grond. Het voordeel van onweer is dat je het misschien niet snel aan ziet komen, maar je hoort het vaak al wel een tijd van tevoren.
Onweer ontstaat in onstabiele lucht als gevolg van sterke stijgstromen: warme lucht stijgt razendsnel en het vocht in deze warme lucht condenseert tot wolken. Deze zgn. “updraft” is goed herkenbaar, echter op dat moment is er al sprake van een bui. En een andere voorwaarde is dat je een vrij uitzicht moet hebben. Een berg die je uitzicht wegneemt is daardoor “lastig”.
We zijn dus feitelijk op zoek naar een andere methode om te bepalen of het tot zware buien met eventueel onweer kan komen. Deze buien ontstaan zoals gezegd in onstabiele lucht. Een onstabiele lucht wil zeggen veel vocht en warmte en daar mee veel “potentiële energie”. Als deze energie benut wordt, ontstaan buien. Hoe vochtig de lucht is, kun je vaak zien door zogenaamde onweersverklikkers: Altocumulus castellanus. Dit heeft een beperkte voorspellende kracht: het is met name als deze wolken al in de ochtend onstaan dat je er iets aan kun afleiden: er hangt verandering in de lucht en er zit energie in de atmosfeer. Andere “verklikkers” zijn vliegtuigsporen die niet verdwijnen en de hele lucht veranderen in een melkachtig wit. Dit duidt op veel vocht.
In deze “convectieve” variant ontstaan buien met name in de middag.
In de bergen heb je vaak te maken met een zgn. stratiforme variant: door de ligging van bergen (en dalen) wordt de lucht (en eventueel vocht) omhoog geduwd. Hierdoor is er minder convectie (opstijgende lucht als gevolg van oplopende temperatuur) nodig. Dit veroorzaakt ook de typische “mooiweer-wolken” rondom de toppen van de bergen. Zij veroorzaken hun eigen weer en weerssystemen – en zijn lang niet altijd mooiweer-wolken. Er is minder forcering nodig om buien te laten ontstaan.
Mist
Mist in de bergen is iets heel anders dan onze poldermist. Bij ons ontstaat mist door de afkoeling en verzadiging van de lucht, waardoor er een wolk aan de grond ontstaat. In de bergen bestaat mist uit echte wolken, die vaak veel dikker zijn. Het zicht kan teruglopen tot minder dan 2 meter. Vooral op een besneeuwde bodem of gletsjer kan dat gevaarlijk zijn: desoriëntatie is vaak het gevolg. Doe hier hetzelfde als bij sneeuw: niets. Blijf waar je bent, ga pas verder als je weer kan zien waar je bent en waar je naartoe gaat. Bedenk dat bergmist gepaard kan gaan met storm en sneeuwval en dus geen teken is van een rustig weertype, zoals hier vaak het geval is.
Inversie in de bergen
Een zeer kenmerkend verschijnsel in het weer, waar ook ter wereld, zijn inversies. Een inversie wil zeggen dat in een bepaald gedeelte van de atmosfeer het temperatuursverloop precies andersom werkt. Normaliter wordt het kouder naarmate je hoger komt in de onderste laag van de atmosfeer (troposfeer tot +/- 11km).
In een inversie wordt het warmer naarmate je hoger komt. Dit zie je vooral bij windstil weer in zowel zomer als winter. Tijdens de zomer zijn het echter vooral ochtend en nacht inversies, terwijl deze in de winter altijd voor kunnen komen.
Koude lucht heeft de neiging te dalen, terwijl warme lucht op wil stijgen. De koude lucht daalt tot aan de grond, terwijl de warme lucht probeert te ontsnappen. Door de koudere luchtlaag hoger in de atmosfeer zit de warme lucht echter opgesloten: een inversie ontstaat. Deze inversies zijn zelden dikker dan enkele honderden meters en zijn vooral boven grote steden een probleem door de smogvorming die er ontstaat.
In de bergen ontstaan inversies feitelijk op dezelfde wijze: aan het einde van de middag dendert er koude lucht de berghellingen af, waardoor het in het dal snel afkoelt. De bovenste luchtlaag blijft koud door de uitstraling (helder weer is vaak een kenmerk van een inversie), waardoor de warmere lucht niet meer uit het dal kan ontsnappen. Halverwege de berg vind je dan een inversie. Zie hieronder schematisch de situatie van Chamonix.



Wanneer een wolk zich door de typische inversie heen weet te breken ontstaan in de zomer vaak heftige buien: wanneer eenmaal het deksel van de pan is, kan een wolk zich razendsnel ontwikkelen tot een onweersbui die lang boven dezelfde plaats kan blijven hangen.
De besproken inversie dient niet verward te worden met een subsidentie-inversie. Bij een subsidentie-inversie daalt een pakketje lucht, waardoor deze opwarmt en uitdroogt. Deze warmere lucht is zeer helder, maar houdt de bewolking in de onderste laag opgesloten. Bij een zeer zachte bovenlucht kan een subsidentie-inversie toch enkele graden vorst opleveren in de winter, dankzij het dikke pakket moeilijk oplosbare bewolking net onder de inversie. Wanneer dit in onze lage landen voorkomt baden de Ardennen & het Limburgs heuvellandschap niet zelden in het zonlicht en noteren lente-achtige temperaturen.
